1. Inleiding
Voor het bereiken van onze doelstellingen en het bewaken van de financiële positie van de gemeente Houten is inzicht gewenst in potentiële financiële risico’s en de mogelijkheden om deze tegenvallers op te vangen (de weerstandscapaciteit). In deze paragraaf werken we de risico’s en de weerstandscapaciteit uit. De verhouding tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s wordt het weerstandsvermogen genoemd en geeft een beeld van de robuustheid van onze financiële situatie. Een toereikend weerstandsvermogen voorkomt dat iedere financiële tegenvaller ons direct tot bezuinigingen dwingt of ten koste gaat van bestaande taken. Incidenteel kunnen deze financiële tegenvallers worden gedekt uit het weerstandsvermogen. Indien er sprake is van structurele financiële tegenvallers zijn hier uiteraard op langere termijn maatregelen voor nodig om de begroting structureel en reëel in evenwicht te laten zijn. De ratio voor het weerstandsvermogen in de begroting 2022 is 5,4. Deze is hoger dan vorig jaar. De ratio voor het weerstandsvermogen was toen 1,5. De oorzaak van de toename is tweeledig. Enerzijds is de weerstandscapaciteit gestegen als gevolg van een hogere vrije algemene reserve en onbenutte belastingcapaciteit. Anderzijds is het risicoprofiel afgenomen als gevolg van het wegvallen van het risico ‘hogere kosten jeugdhulp’ voor 2022. De hoge ratio weerstandsvermogen is van belang gezien het aantal niet-kwantitatieve risico's. Deze risico’s kunnen zich uiteindelijk in meer of minder mate gaan vertalen in concrete risico’s. De hoge ratio is dan een buffer om deze risico’s incidenteel af te dekken.
Naast een robuust weerstandsvermogen is een adequaat risicomanagement gewenst. Dit betekent een proactieve houding in het signaleren, herkennen en beheersen van risico’s. Concreet vullen we dit in met een periodieke screening op mogelijke risico’s, te nemen beheersmaatregelen en het gesprek met elkaar hierover.
In tegenstelling tot de begroting 2021 en de jaarstukken 2020 is er geen aparte paragraaf Covid-19 opgenomen. In hoofdstuk 3 ‘risicoprofiel’ wordt hier nader op ingegaan. Op basis van de huidige ontwikkelingen hoeft er nu geen rekening te worden gehouden met een reservering binnen de vrije en/of beklemde algemene reserve voor eventuele kosten van de nazorg- en herstelfase als gevolg van Covid-19. Voor eventueel toekomstige kosten van de nazorg- en herstelfase wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van (in 2021) ontvangen, maar niet uitgegeven vrij besteedbare corona-middelen. Bijvoorbeeld op basis van de specifieke TONK-regeling en de algemene corona-compensatie van het Rijk. Deze middelen worden gestort in de bestemmingsreserve Overlopende posten. Hierdoor blijven deze middelen ook in 2022 beschikbaar.
Deze paragraaf begint met een weergave van de weerstandscapaciteit. Vervolgens komt het risicoprofiel, uitgesplitst in risico’s aan bod. Vanuit de weerstandscapaciteit en risico’s wordt een conclusie getrokken over het weerstandsvermogen. Deze paragraaf sluit af met een aantal financiële kengetallen en balansprognose van 2021 t/m 2025.
2. Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit bestaat uit het geheel van middelen en mogelijkheden om niet begrote, onverwachte kosten te dekken. Deze bestaan uit het vrije deel van de algemene reserve, de onbenutte belastingcapaciteit en de stelpost onvoorzien. De werkelijke omvang eind 2020, de prognose begin 2021 (uit de programmabegroting 2021) en de actuele prognose begin 2022 wordt in de volgende tabel weergegeven.
bedragen x € 1.000 | |||
Weerstandscapaciteit | 31-12-2020 | 1-1-2021 | 1-1-2022 |
Vrij deel algemene reserve | 2.914 | 2.914 | 3.373 |
- provinciale minimumnorm | 2.511 | 2.491 | 2.529 |
- boven de provinciale minimumnorm | 403 | 423 | 844 |
Onbenutte belastingcapaciteit | 2.510 | 3.380 | |
Stelpost onvoorzien | 64 | 63 | |
Totaal | 2.914 | 5.488 | 6.816 |
Het vrij besteedbare deel van de algemene reserve bedraagt naar verwachting op 1 januari 2022 € 3,373 miljoen. Aan dit vrije deel van de algemene reserve stelt de provincie (als toezichthouder) als omvang een minimumnorm van € 50 per inwoner. Met een verwacht inwonersaantal begin 2022 van 50.571 inwoners moet het vrij besteedbaar deel een minimumomvang hebben van € 2,529 mln. De omvang van € 2,529 ligt € 844.000 boven de minimumnorm, dus dit voldoet aan deze minimumnorm.
De onbenutte belastingcapaciteit wordt berekend door de verwachte taxatiewaarde van het totale areaal woningen te vermenigvuldigen met het verschil tussen het gemiddeld OZB-tarief woningen en niet-woningen in Houten en het landelijk normtarief OZB voor beroep op artikel 12 van de Financiële verhoudingswet. Het normtarief is door het Rijk in de meicirculaire 2021 bepaald op 0,1800% (2020: 0,1809%). Dit tarief is 0,0433% hoger dan ons gemiddeld tarief. Met een geraamde belastingopbrengst woningen van € 7,8 miljoen komt onze onbenutte belastingcapaciteit voor 2022 uit op € 3,380 miljoen. De forse stijging ten opzichte van prognose 2021 van een jaar eerder is veroorzaakt door een forse waardestijging van woningen.
De omvang van de stelpost onvoorzien is gebaseerd € 1,25 per inwoner en een omvang van € 63.000.
3. Risicoprofiel
Covid-19
In de begroting 2021 en de jaarstukken 2020 is in een aparte paragraaf Covid-19 ingegaan op de gevolgen van Covid-19 voor ondernemers, zzp’ers, maatschappelijke organisaties en (sport)verenigingen. Maar ook op een indicatie van de financiële effecten hiervan voor de gemeente Houten. In die fase was een dergelijke aparte paragraaf wenselijk. Er was namelijk nog veel onduidelijk over het verloop van de pandemie en mogelijke financiële compensatie van het Rijk aan lokale overheden. Nu zitten we in een andere fase van de pandemie. De impact op het maatschappelijk en economisch leven neemt, als gevolg van het versoepelen van de maatregelen, af en er kan worden gewerkt aan het herstel. Uiteraard betekent dit niet, dat de corona-crisis voorbij is aangezien niemand weet hoe de pandemie zich ontwikkelt vanaf het najaar 2021.
In 2020 en 2021 is er besluitvorming geweest over algemene en specifieke hulpmaatregelen. Het beoogd effect van deze hulpmaatregelen was “de gemeente Houten kan, in samenhang met andere overheden en organisaties, haar aandeel leveren om de liquiditeit in de periode 1 maart - 1 september te waarborgen en daarmee zoveel mogelijk er voor te zorgen dat ondernemers, zzp’ers, maatschappelijke organisaties en (sport)verenigingen ook na de crisis voort kunnen bestaan. Tevens kan de gemeente Houten hiermee een goed voorbeeld geven en anderen vragen hun voorbeeld te volgen. De kansen voor de lokale gemeenschap te verbeteren en de sociale cohesie zoveel mogelijk te behouden”. We kunnen nu constateren dat gegeven de omstandigheden het culturele-, sociale- en bedrijfsleven van onze gemeenschap tot nu toe redelijk in stand is gehouden. Het financieel effect van de hulpmaatregelen hebben we kunnen dekken vanuit de door het Rijk beschikbaar gestelde corona-compensatie (circa € 2,5 miljoen). Naast de algemene corona-compensatie zijn lokale overheden ook financieel ondersteund met specifieke uitkeringen. Bijvoorbeeld: SPUK (specifiek uitkering stimulering sport), TOZO (tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandige ondernemers) en TONK (tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten). Als gevolg van dit totale pakket van financiële compensatie hebben we geen beroep hoeven te doen op onze vrije – en/of beklemde algemene reserve. Op basis van bovenstaande ontwikkelingen hebben we er voor gekozen om nu geen aparte paragraaf Covid-19 in de begroting 2022 op te nemen.
Op basis van de huidige ontwikkelingen willen we nu vooruit kijken, naar de herstelfase. Hoe komen we samen sterker uit de crisis? Voor een antwoord op deze vraag is in beeld gebracht welke economische, sociale en maatschappelijke aandachtspunten we zien om uit de corona-crisis te komen en de effecten van corona te verwerken, dan wel de schade te beperken of het herstel te bespoedigen. We doen dit aan de hand van onze eigen monitor sociale kracht. Maar maken ook gebruik van tools die de VNG aanbiedt en de trendstudies van Platform 31. Van deze verschillende informatiebronnen wordt een vertaalslag gemaakt naar de Houtense situatie. De raad is hierover in oktober 2021 (voorafgaand aan de behandeling van de begroting 2022) met een raadsinformatiebrief geïnformeerd.
Overige (niet) kwantitatieve risico's
Zoals gebruikelijk maken we bij het risicoprofiel onderscheid in niet-kwantitatieve risico’s (onzekerheden) en kwantitatieve risico's. De niet-kwantitatieve risico’s zijn ontwikkelingen waarvan de waarschijnlijkheid en de (financiële) impact van de ontwikkeling (nog) niet kan worden ingeschat maar op termijn wel tot een risico (positief of negatief) kunnen leiden. De kwantitatieve risico’s zijn risico’s waarvan de financiële gevolgschade wel kan worden gekwantificeerd. Deze kwantitatieve risico’s zijn relevant bij het bepalen van de omvang van het weerstandsvermogen.
De onzekerheden zijn in 5 categorieën onderverdeeld:
- Financieel-economisch
- Organisatie
- Juridisch
- Imago
- Verbonden Partijen
Achter elk risico is aangegeven of het gaat om een nieuw, gewijzigd of ongewijzigd risico ten opzichte van de risicoparagraaf van de jaarrekening 2020 (laatste integrale berichtgeving over risico’s).
1. Financieel-economisch
Vertraging projecten door PFAS-houdende grond (Gewijzigd)
Sinds 8 juli 2019 geldt een tijdelijk landelijk handelingskader PFAS met als doel een invulling te geven van de zorgplicht bij grondverzet en hergebruik van grond en bagger. In juli 2020 zijn er aanpassingen gedaan door het Rijk aan dit tijdelijk handelingskader. Hierin zijn de normen voor het (her)gebruik van grond op de landbodem iets verruimd. Momenteel werkt het Rijk nog aan een definitief handelingskader. Voor uiteindelijke normstelling moeten eerst de resultaten bekend zijn van nog lopend onderzoek naar de mobiliteit, uitloging, bio-accumulatie en het gedrag van PFAS in grondwater. En het opnieuw afleiden van de risicogrenzen door het RIVM van de gezondheidskundige waarde uit de onafhankelijke wetenschappelijke opinie van de EFSA (European Food and Safety Association). Voor de uiteindelijke normstelling zal naar verwachting eind 2021 het Definitief handelingskader beschikbaar zijn.
Houten heeft sinds januari 2020 een eigen beleid voor PFAS in de bodem vastgesteld (binnen de wettelijke beleidsruimte). Een deel van het grondverzet heeft hier sinds de vaststelling van dit betreffende beleid profijt van (vooral grondverzet binnen de gemeente).
In 2021 heeft provincie Utrecht het initiatief genomen om zoveel mogelijk gemeenten binnen de regio Utrecht mee te nemen in een regionaal PFAS-beleid (met name de gemeenten die zelf nog geen PFAS beleid hadden vastgesteld).
Ondanks deze positieve ontwikkelingen blijft de afvoer van PFAS-houdende grond met name naar buiten de provincie Utrecht voorlopig nog problematisch.
Directe gevolgen kunnen zijn dat projectontwikkelaars, aannemers, saneerders en baggeraars hun grond/bagger niet (direct) kwijt kunnen omdat PFAS-houdende grond niet overal toegepast kan en mag worden en het daarom lastiger is grond terug te zetten in de markt. Wel wordt er weer PFAS-houdende grond ontvangen door grondbanken en zijn er ontwikkelingen m.b.t. het reinigen van PFAS-houdende grond. Dit kan dan nog steeds leiden tot vertragingen en zelfs uitstel van projecten, extra (plan)kosten en illegale handelingen met vrijkomende grond.
In 2021 zijn binnen de gemeente Houten geen grootschalige projecten gestart waarbij sprake was van een grote afvoer van grond. Wel zijn er kleinere projecten uitgevoerd die profijt hebben gehad van het Houtense PFAS-beleid. Het risico in deze kleine projecten is geringer voor inkopers van grond en daardoor blijft dat in combinatie met het Houtense beleid tot nog toe zonder (grote) problemen redelijk op gang.
Het risico op vertraging van grotere projecten (denk hierbij aan grootschalige gebieds(her)inrichting met een aanzienlijke afvoer van overtollige grond), blijft vooral aanwezig bij grondverzet naar buiten de provincie Utrecht (daar waar in veel gevallen nog geen PFAS beleid is opgesteld). Hierbij moet wel worden opgemerkt dat grondverzet verder dan de provinciale grenzen, door transport van de grond (CO2) niet duurzaam is en daardoor ook relatief weinig plaatsvindt.
Programma Aanpak Stikstof (Gewijzigd)
Sinds 2015 gold het PAS als generiek model om toestemming te verlenen voor projecten die mogelijk gevolgen hebben voor de instandhouding van Natura 2000-gebieden. Met de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 mag het PAS echter niet meer als onderbouwing worden gebruikt. De verlening van natuurvergunningen is daardoor stil komen te liggen. Sindsdien zijn het Rijk en Provincies samen met andere overheden en stakeholders in overleg hoe er op korte en lange termijn omgegaan moet worden met de ontstane stikstofproblematiek. De actualiteiten hierover volgen zich de laatste tijd in rap tempo op.
Door de uitspraak van de Raad van State omtrent de stikstof berekeningen in het Tracébesluit van
A12/ A15 Ressen-Oudbroeken (ViA15) liggen andere projecten ook onder het vergrootglas. Voor de A12/A15 heeft de Raad van State op 21 januari 2021 een nadere onderbouwing van de minister gevraagd van de stikstofberekeningen (uiterlijk op 21 juli 2021). Voor de Ring Utrecht is dezelfde methode toegepast. Het stikstofdossier wordt nu kabinetsbreed opgepakt. Eind juli 2021 is duidelijk geworden wat de consequenties zijn en hoe het kabinet hier mee om wil gaan.
Nadere berichtgeving van de Minister (21 juli 2021):
Het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof heeft aanbevelingen gedaan om de
wetenschappelijke onderbouwing van de huidige meet- en rekensystematiek van stikstof te verbeteren middels een kennisprogramma. Deze aanbeveling is overgenomen.
Op basis van de resultaten van verschillende onderzoeken naar de modeleigenschappen ziet het kabinet aanleiding om te komen tot een onderbouwde keuze voor een maximale rekenafstand van 25 kilometer voor depositieberekeningen met AERIUS Calculatory, in het kader van toestemmingsverlening op grond van de Wet natuurbescherming. Deze keuze is gebaseerd op technisch-modelmatige overwegingen. Deze uiterste grens gaat gelden voor alle bronnen, dus ook wegverkeer. Met deze afbakening van project-specifieke berekeningen voor álle emissiebronnen wordt de ongelijke behandeling van verschillende typen emissiebronnen beëindigd. Hiermee wordt in de toestemmingsverlening alleen nog gerekend met deposities in de buurt van het initiatief. Initiatiefnemers hoeven, indien uit de passende beoordeling blijkt dat dit nodig is, slechts in een straal van 25 kilometer rond het project concrete effectieve mitigerende maatregelen te treffen. Dit hoeft niet meer voor berekende kleine depositiebijdragen van hun project op grote afstanden. Dit komt de uitlegbaarheid van het systeem ten goede. Hiermee wordt eveneens invulling gegeven aan de kabinetsreactie op het eindadvies van het Adviescollege Stikstofproblematiek. Ook wordt de onbalans tussen het gewenste detailniveau van berekeningen en de onzekerheid van het rekenmodel op grote afstand verkleind.
De maximale rekenafstand van 25 kilometer wordt ook gehanteerd voor het Nieuwe Nationaal Model dat wettelijk is voorgeschreven in de Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit voor berekeningen van de effecten van projecten op concentraties zoals fijnstof en toetsing aan de Europese normen voor luchtkwaliteit in het kader van vergunningverlening. Uitgaan van eenzelfde uiterste rekenafstand voor stikstofdepositie en luchtkwaliteit draagt bij aan uniformiteit tussen beleidsvelden die nauw gerelateerd zijn.
Vergunningverleners bij provincies en Rijk hebben ruimte nodig om dit besluit goed tot uitvoering te kunnen brengen. Het kabinet heeft daarbij oog voor interbestuurlijke besluitvorming, het opstellen van handreikingen voor initiatiefnemers en vergunningverleners, het aanpassen van AERIUS Calculator, Register en Connect en de communicatie richting initiatiefnemers en andere externe partijen. Ook zullen mogelijk beleidsregels moeten worden aangepast.Provincies en gemeenten zullen nauw betrokken blijven bij de stappen volgend op dit besluit.
Het kabinet wil de uitvoering van dit besluit snel maar zorgvuldig ter hand nemen. Naar verwachting kan de afstandsgrens voor projectspecifieke berekeningen eind 2021 of begin 2022 in AERIUS worden doorgevoerd. In lopende procedures bij projecten met wegverkeer kan de maximale rekenafstand van 25 kilometer per direct worden toegepast via AERIUS Connect. Voor het project A27/A12 Ring Utrecht zullen nieuwe berekeningen uitgevoerd moeten worden.
Provinciale toestemming voor ruimtelijke projecten.
De provincie Utrecht heeft net als alle andere provincies beleidsregels vastgesteld over de manier waarop zij hun vergunningverlening inzake natuurvergunningen weer oppakken. Vastgesteld is dat op basis van een vernieuwde calculator (Aerius) berekend kan worden of bij de uitvoering en het gebruik van een nieuw ruimtelijk project sprake is van extra stikstofuitstoot ten opzichte van de bestaande situatie. Initiatiefnemers moeten dit programma gebruiken voor de onderbouwing van hun project. Indien geen extra uitstoot wordt veroorzaakt, kunnen initiatiefnemers deze uitkomst gebruiken voor de ruimtelijke onderbouwing op dit aspect van hun project en is een natuurvergunning van de provincie Utrecht niet nodig.
- Gevolgen voor gemeente Houten
Initiatiefnemers die voor hun projecten een natuurvergunning nodig hebben van de provincie en die deze op dit moment niet kunnen verkrijgen, kunnen ook geen omgevingsvergunning of vastgesteld bestemmingsplan verkrijgen. Enkele projecten liggen op dit moment stil. Het voordeel voor Houten is, dat de afstand tot een Natura 2000-gebieden relatief ruim is. De invloed van afzonderlijke projecten binnen de gemeente is daarom in verhouding gering. Dit houdt in dat er vooralsnog geen projecten binnen de gemeente in voorbereiding zijn, die op dit moment stilliggen. Van initiatiefnemers verlangen wij per project een onderbouwing op basis van een Aerius-berekening, waaruit moet blijken dat een project inderdaad geen effect heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.
- Gevolgen voor het project A27/A12 Ring Utrecht
In de MIRT kamerbrief ‘Bestuurlijke Overleggen MIRT 20 en 21 november 2019 is aangegeven dat:
“ Voor de Ring Utrecht wordt een nieuw Tracébesluit (TB) opgesteld. Hierbij zal een beoordeling van de effecten van stikstof worden opgenomen. Dit project is één van de zeven projecten aangewezen door het kabinet die gebruik kunnen maken van de vrijkomende stikstofruimte door de generieke maatregelen (o.a. snelheidsverlaging), om te voldoen aan de stikstofnormen. Het streven is om het Tracébesluit voor dit project in 2020 vast te stellen. Daarnaast wordt uitgegaan van de bestaande afspraken met extra bovenwettelijke inpassingsmaatregelen”.
Inmiddels is het nieuwe Tracé besluit door de minister in november 2020 ondertekend en heeft dit TB ter inzage gelegen. Het wettelijk pakket en bovenwettelijk maatregelenpakket (o.a. hogere geluidschermen Waijensedijk/Koppeldijk) zullen ongewijzigd blijven. - Samengevat
Inmiddels is er meer duidelijkheid over hoe om te gaan met de rekenafstanden in het stikstof rekenmodel en, op basis daarvan, hoe verder kan worden gegaan met in eerste instantie het project VIA15 en vervolgens ook met het project Ring Utrecht. Er is sprake van een grotere rekenafstand. Dit betekent dat er sprake is van een grote stikstofdepositie en dus een grotere compensatieopgave.
Ook van belang is de politieke actualiteit na de landelijke verkiezingen en de onzekerheid hoe een nieuw kabinet staat tegenover het vervolg van het project Ring Utrecht. Het project is in de verkiezingscampagnes regelmatig aan de orde geweest en diverse partijen hebben zich uitgesproken. Eind 2021 is er hopelijk een onherroepelijk TB Ring Utrecht.
Start werkzaamheden: gelet op bovenstaande onzekerheden is dit waarschijnlijk 2025.
Voor het project A27 Houten – Hooipolder lijken de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State mee te vallen. Hier is inmiddels sprake van een onherroepelijk Tracé besluit.
Start werkzaamheden: 2023.
Project Houten-Bunnik/Oostelijke Ontsluiting A12 (Gewijzigd)
De provincie, Bunnik en Houten hebben (financiële) afspraken gemaakt over de projecten uit het integraal maatregelpakket Bunnik-Houten. De projecten waar Houten aan bijdraagt zijn genoemd in het bestedingsplan mobiliteit en bereikbaarheid (maart 2019). Alle projecten uit het integraal maatregelpakket worden verder uitgewerkt.
- Aansluiting A12
Vooralsnog wordt dit project niet verder voorbereid door de provincie. De aansluiting wordt meegenomen in de mobiliteitsstrategie van U Ned. In september 2022 wordt de mobiliteitsstrategie afgerond. Tot die tijd is er nog geen zekerheid over de aansluiting. Het langer uitblijven van deze maatregel maakt dat er langer sluitverkeer door het buitengebied van Houten en Bunnik zal blijven rijden, dit komt de leefbaarheid niet ten goede. Daarnaast is deze aansluiting ook essentieel voor de woningbouwambities van Houten (en Bunnik).
Bestedingsplan mobiliteit en bereikbaarheid
In het in maart 2019 vastgestelde bestedingsplan staan de mobiliteitsprojecten benoemd waaraan gewerkt wordt of gaat worden. De uitgaven voor de projecten met meer financiële onzekerheid moeten nog worden gedaan. Mee- of tegenvallers in het bestedingsplan worden opgevangen door projecten te herprioriteren. Dit zal met name betekenen dat projecten met prioriteit 3 worden uitgesteld of lager geprioriteerd. Bij meevallers kunnen projecten met prioriteit 4 (voor deze projecten is geen budget beschikbaar om deze uit te voeren worden) hoger worden geprioriteerd.
Eiland van Schalkwijk (Gewijzigd)
De Mobiliteitsvisie Eiland van Schalkwijk 2017-2027 is onder meer gericht op verbetering van de verkeersontsluiting naar de forten, de ontwikkeling van toeristische voorzieningen en op mobiliteitsmaatregelen in het kader van de Agrarische Structuurversterking (ASV).
Bij de realisatie van deze onderdelen moet naast kosten voor realisatie rekening worden gehouden met de kosten voor beheer en exploitatie.
Voor de 22 deelprojecten (in 10 jaar) is € 22 miljoen nodig voor investeringen. Onzekerheden zijn er wat betreft het vinden van deze investeringsruimte, en dus de prioritering en mogelijke vertraging van deelprojecten. Als investeringen op de mobiliteitsvisie achterblijven, levert dat extra risico’s op bij de herontwikkeling van Fort Honswijk, Lunet aan de Snel en de recreatieplas en van andere ruimtelijke ontwikkelingen op het Eiland van Schalkwijk (woningbouw, bedrijven en recreatie). In de huidige situatie is er niet of nauwelijks mobiliteitsruimte op het eiland.
Een belangrijk deelproject is de verbreding van de Lekdijk (wegprofiel), die is gekoppeld aan de dijkversterking. De verbreding zal zorgen voor een betere ontsluiting (capaciteit) van Fort Honswijk en moet gaan bijdragen aan een hogere verkeersveiligheid voor langzaam verkeer.
Voor Honswijk is dit een belangrijke voorwaarde voor de toekomstige exploitatie. Bij de vaststelling van het Ontwikkelkader (29 oktober 2019) in de raad is een sterk draagvlak gebleken voor de herontwikkeling van Fort Honswijk, ook bij omwonenden, waarbij een voorschot is genomen op nog te realiseren groei van de mobiliteit, met name wat betreft de Lekdijk.
Momenteel worden de plannen uitgewerkt om in het kader van de dijkversterking de verbreding en herinrichting van de Lekdijk mee te koppelen. Over de financiering vindt bestuurlijk overleg plaats met waterschap en provincie. Eind 2021/begin 2022 zal duidelijk worden of en hoe de plannen door kunnen gaan.
Er wordt gekoerst op het in erfpacht uitgeven van het fort aan de Stichting Fort Honswijk in 2022. De gemeente zal hierdoor ook na 1-1-2022 nog enige tijd verantwoordelijk zijn voor de exploitatie, met mogelijk een beperkt tekort. Het stichtingsbestuur zal de erfpachtovereenkomst pas tekenen als er zicht is op groeimogelijkheden van bezoekersstromen. Naast bereikbaarheid is ook de daadwerkelijke ontwikkeling van het Fort door (een) nog te selecteren partij(en) een belangrijke voorwaarde. Het selectieproces zal naar verwachting in de loop van 2022 een uitkomst opleveren.
In de mobiliteitsvisie is ook opgenomen de reconstructie van de Kanaaldijk-zuid, als laatste in de planning (prioriteit 4 in bestedingsplan mobiliteit en bereikbaarheid). Wanneer het project ASV 2 door gaat (Lagedijk/Kanaaldijk Zuid, Droom van Schalkwijk), zal een deel van de weginfrastructuur op de Kanaaldijk-zuid worden vervangen. Het streven is om de Kanaaldijk-Zuid in zijn geheel in te richten als recreatieve fietsroute. Omdat deze route slechts gedeeltelijk onderdeel uitmaakt van het regionale fietsnetwerk, is er beperkt subsidie voor dit project mogelijk. In combinatie met het feit dat het verbeteren van de Kanaaldijk-Zuid erg kostbaar is, heeft dit deelproject inmiddels weinig prioriteit. Mogelijk als andere ASV projecten daar aanleiding toe geven, kan het wenselijk worden de prioritering aan te passen.
Investeringen in verduurzaming woningen (Ongewijzigd)
De energietransitie vraagt van de hele maatschappij investeringen. Door het dalende consumenten-vertrouwen en financiële onzekerheid bij huishoudens en bedrijven ten gevolge van Covid-19 is het zeer wel denkbaar dat investeringen in bijvoorbeeld het verduurzamen van de woning of het bedrijfspand worden uitgesteld. De realisatie van de doelen uit het Energieplan komen daarmee onder druk te staan. In het gunstige scenario waarin de effecten van de Covid-19-crisis van korte duur zijn, kunnen reserves die nu achter de hand worden gehouden juist gebruikt gaan worden voor duurzame investeringen. Dan zouden we “groener” uit de crisis kunnen komen.
Klimaatdoelstelling (Gewijzigd )
Voor de uitvoering van het Klimaatakkoord zijn voor 2022 nog geen bedragen gereserveerd in de rijksbegroting. Er ligt een advies van de Raad Openbaar Bestuur (ROB) voor bekostiging van € 450 miljoen in 2022. Het demissionaire kabinet heeft een eventuele toezegging hierover doorgeschoven naar het nieuwe kabinet. Over de verduurzaming van het eigen vastgoed van gemeenten merkt de ROB in haar advies op dat het Rijk ook haar vastgoed moet verduurzamen. Op die manier krijgen gemeenten via de ‘trap-op trap-af’ methode hiervoor ook middelen uit het gemeentefonds.
In de perspectiefnota 2021 (ten tijde van de corona-crisis) is door de raad met ingang van 2022 structureel € 200.000 beschikbaar gesteld voor ‘Houten snel aardgas vrij’. Deze middelen blijven voorlopig leidend voor de uitvoering van dit proces. Op het moment dat meer duidelijk is over de structurele bekostiging door het Rijk van de uitvoering van het Klimaatakkoord zullen we kijken wat dit voor Houten betekent.
Spoortrillingen (Gewijzigd)
Op diverse locaties langs de spoorlijn in Houten ondervinden bewoners trilling-hinder. De trillingen worden vooral veroorzaakt door passerende goederentreinen. Het nemen van doeltreffende maatregelen is echter complex. Maatregelen bij of aan bestaande woningen (diepwand tussen spoor en woning of constructieve maatregelen) zijn kostbaar en het effect is onzeker. Maatregelen aan het spoor zelf (trilling-isolatie van de rails) zijn ook kostbaar. Het meest kansrijk lijken maatregelen aan de goederentransporten (belading, snelheid of tijdstip) die de meeste hinder veroorzaken. Dat soort bronmaatregelen is positief voor alle gehinderden langs het spoor.
De kosten voor eventuele trilling beperkende maatregelen komen voor rekening van het Rijk. Vanuit het (nog niet afgesloten) project van de spoorverdubbeling is nog budget beschikbaar.
Movares heeft in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) een onderzoek uitgevoerd naar mogelijke woningspecifieke maatregelen. In mei 2020 zijn de rapportages en aangeboden aan het ministerie van I&W. Het ministerie zal uiteindelijk een besluit nemen over het al dan niet toekennen van maatregelen.
Dit besluit is nog steeds niet medegedeeld (juli 2021). Mogelijk komt er een verzoek om een bijdrage van de gemeente als het rijksbudget tekort schiet.
Woningbouwopgave (Nieuw)
Op het vlak van woningbouw wordt een groot aandeel woningen voor minder draagkrachtigen, starters en ouderen nagestreefd. Ook gelden er uitgangspunten en ambities op bijvoorbeeld energie, klimaatadaptatie, circulair bouwen, groene ruimte, mobiliteit, biodiversiteit, maatschappelijke voorzieningen en ruimtelijke kwaliteit. In de optelsom van programmatische en ruimtelijke ambities, in combinatie met geringe mogelijkheden vanuit eigen grondposities van de gemeente, schuilt het risico van hoge lasten voor de gemeente. Dit kan gedeeltelijk ondervangen worden door als gemeente krachtig regie te voeren op gebiedsontwikkelingen, door versterking van het kostenverhaalbeleid, inclusief bovenwijkse voorzieningen, én door te sturen op bijdragen of cofinanciering door hogere overheden (regio, provincie, rijk).
Het is gewenst om bij vervolgstappen in de uitwerking van de woningbouwopgave de risico’s voor de gehele ontwikkelperiode tot 2040 te analyseren en actief te beheren.”
Vennootschapsbelastingplicht voor eigen ondernemingsactiviteiten (Ongewijzigd)
Per 1 januari 2016 is de vennootschapsbelastingplicht (Vpb-plicht) voor overheidsondernemingen in werking getreden. Aanvankelijk leek Houten niet Vpb-plichtig te zijn. In 2019 zijn er afspraken gemaakt tussen de brancheorganisatie die zich bezig houdt met de inzameling van huishoudelijk afval (de NVRD) en de Belastingdienst. Over afvalstromen met een positieve waarde moet nu, met terugwerkende kracht vanaf 2016, aangifte worden gedaan van een “winst” ter grootte van 1% van de opbrengst. Andere bestaande activiteiten die momenteel niet als ondernemersactiviteit worden beschouwd, kunnen dat in de toekomst wel worden, waardoor met terugwerkende kracht (inclusief heffingsrente) vennootschapsbelasting moet worden betaald.
Herijking gemeentefonds
Op 2 februari 2021 hebben de fondsbeheerders de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) advies gevraagd over het voorlopige voorstel voor de nieuwe verdeling van het gemeentefonds. Dit voorstel was gebaseerd op gegevens uit 2017. De ROB heeft op 26 maart 2021 in een tussenbericht aan de fondsbeheerders om meer toelichting op de keuzes en effecten gevraagd en enkele kritische kanttekeningen geplaatst bij de uitlegbaarheid van de uitkomsten.
Als antwoord hierop heeft de minister van BZK op 9 juli 2021 een gewijzigd verdeelvoorstel gepubliceerd en advies gevraagd aan het ROB. Op 12 augustus is vervolgens het gewijzigde verdeelvoorstel geactualiseerd naar peiljaar 2019. Het effect voor Houten op basis van dit voorlopige voorstel loopt vanaf 2023 op van € 0,75 miljoen negatief tot € 3,0 miljoen negatief in 2026.
Verwacht wordt dat het ROB half oktober met een eindadvies komt. Daarna zal ook de VNG om advies worden gevraagd.
Wij blijven op verschillende manieren (bijvoorbeeld M50-gemeenten, VNG, eigen netwerken) druk uitoefenen op het Rijk voor bijsturing op het voorlopige zeer grote nadelige effect van de herijking van het gemeentefonds voor Houten.
Besluitvorming over het definitieve verdeelmodel vindt plaats door het nieuwe kabinet en invoering staat gepland voor 1 januari 2023. Indien de herijking definitief wordt zullen we met aanvullende structurele beheersmaatregelen komen om dit tekort in de begroting af te dekken.
“Duurzame ICT-dienstverlening Houten” (Nieuw)
Voor de zomer van 2021 is onderzoek gedaan naar de ‘duurzame ICT-dienstverlening Houten’. Bij dit onderzoek is in beeld gebracht wat er nodig is om onze ICT-infrastructuur duurzaam toekomstig bestendig te organiseren. Het gaat dan over de organisatie, processen en beheer van de ICT-infrastructuur. De rapportage en aanbevelingen worden in het najaar 2021 met de raad besproken. De aanbevelingen hebben betrekking op de organisatie, processen en het beheer van de ICT-infrastructuur, maar ook op het al dan niet in eigen beheer uitvoeren van de dienstverlening. Om een inschatting te maken wat hiervan de kosten zijn wordt een businesscase met kosten-baten analyse opgesteld. In het najaar 2021 wordt de raad over de resultaten van het onderzoek en de voorgestelde gewenste / noodzakelijke veranderingen van de organisatie, processen en het beheer van de ICT-infrastructuur geïnformeerd. Dit doen we in samenhang met de uitgewerkte businesscase zodat duidelijk is wat de incidentele en/of structurele financiële effecten zijn van de voorgestelde gewenste / noodzakelijke veranderingen.
Bij de tweede bestuursrapportage 2021 is de raad voorgesteld om bestemming van de bestemmingsreserve ICT-RUD te wijzigingen in "Zorgdragen voor een Duurzaam ICT-beheer". Hierdoor zijn er op de korte termijn middelen beschikbaar om, indien nodig, te kunnen handelen bij urgente knelpunten.
Jeugdhulp en Wmo (Gewijzigd)
Het Rijk en de VNG zijn recent tot afspraken gekomen over incidentele middelen jeugdzorg voor 2021 en 2022. Tegelijk committeren gemeenten en het Rijk zich met de Hervormingsagenda nu al aan het maken van afspraken over maatregelen waarmee het jeugdstelsel op de lange termijn beter houdbaar wordt. Partijen erkennen ook de noodzaak om op de korte termijn bezuinigingen te voorkomen bij gemeenten die zuiver voortvloeien uit de onbekendheid met het nog nader te bepalen toekomstige bekostigingsniveau van de jeugdzorg. Het Rijk, VNG en IPO spreken daarom af dat alle gemeenten in de jaarschijven 2023 tot en met 2025 van de meerjarenraming de bedragen onder de Hervormingsagenda van de Commissie van Wijzen als stelpost mogen opnemen in de begroting. Vanuit behoedzaamheid en in het licht van de afspraken rond de Hervormingsagenda dat gemeenten ook zelf kostenbesparende maatregelen kunnen nemen, geldt hiervoor een maximum van 75% van het deel dat gemeenten op basis van de verdeling zouden krijgen.Vooruitlopend op de besluitvorming van een nieuw kabinet hebben het Rijk en de VNG zich gecommitteerd aan de Hervormingsagenda om te komen tot een combinatie van een set van maatregelen en een financieel kader waarmee een structureel houdbaarder jeugdstelsel wordt gerealiseerd. Daarmee is de stelpost ‘compensatie door het Rijk van hogere kosten Jeugdzorg’ (binnen een bandbreedte van € 2,5 - € 3,0 miljoen voor de periode 2023-2025) geen budgettaire garantie. Een nieuw kabinet zal moeten besluiten over de structurele financiën en noodzakelijke aanpassingen aan het jeugdhulpstelsel om de jeugdzorg in de toekomst effectief en beheersbaar te houden.Het hier beschreven risico is tweeledig, namelijk enerzijds een lagere dan 75% toegekende compensatie door het nieuwe kabinet, maar ook de kans op een hogere (> 75%) compensatie.
De compensatie neemt in de loop van jaren af als gevolg van een toenemend volume van de Hervormingsagenda. Voor de gemeente loopt deze op van € 0,6 miljoen in 2022 naar € 1,6 miljoen in 2025. Voor de uitvoering (lokaal en/of regionaal) van de Hervormingsagenda zijn geen extra middelen beschikbaar. Deze moet dus plaatsvinden binnen de beschikbare budgetten.
Naast het bovenstaande moet er de komende jaren, bij zowel jeugdhulp als Wmo, rekening worden gehouden met autonome groei en eventueel tijdelijke gevolgen van Covid-19. In de Q2-2021 rapportage van de Regionale Backoffice Lekstroom zijn daar de eerste voortekenen van te zien. De Q2-2021 rapportage wordt verder geanalyseerd. Deze analyse is nodig om een beter inzicht te krijgen in het aandeel van corona in de toegenomen vraag naar hulp en ondersteuning door jeugdigen. Dit aandeel kan wellicht als tijdelijk worden gezien. Daarnaast wordt de analyse afgezet tegenover de Q3-2021 rapportage. Op basis van het bovenstaande ontstaat een goed beeld over eventuele structurele maatschappelijke en financiële effecten.
Indien nodig zullen we op basis van inhoud-gestuurde kostenbeheersing zoveel mogelijk maatregelen nemen om de verdere stijging van de kosten te beperken. In het overdrachtsdocument 2022 nemen we de actuele stand van zaken op.
Voor 2022 houden we het 'overschot compensatie hogere kosten jeugdhulp' beschikbaar voor eventuele budgetoverschrijdingen op het beleidsterrein jeugdhulp.
Stichting Sociaal Team Houten (Nieuw)
In de begroting 2022 is de bijdrage aan Stichting Sociaal Team Houten gebaseerd op de bijdrage over 2021. In 2022 spelen een aantal ontwikkelingen die (structureel) gevolgen kunnen hebben voor de hoogte van de bijdrage aan de Stichting. Dit betreft:
- nieuwe inkoopstrategie voor jeugdhulp en Wmo (ontwikkeling binnen bestaande beleidskaders)
- Beschermd Wonen/Beschermd Thuis (ontwikkeling als gevolg van wet- en regelgeving)
- Vernieuwde ketensamenwerking binnen de jeugdbeschermingsketen (ontwikkeling als gevolg van wet- en regelgeving)
Wij verwachten dat in het najaar 2021 duidelijkheid komt over het bovenstaande.
In 2020 heeft een evaluatie van de governance van Sociaal Team Houten plaatsgevonden. De evaluatie is aanleiding geweest tot een aantal wijzigingen waar de gemeenteraad in het voorjaar 2021 over is geïnformeerd. Het betreft onder andere het terugtreden van de wethouders uit de Raad van Toezicht per 2022. Deze wijzigingen worden in het najaar 2021 formeel geëffectueerd door onder andere een aanpassing van de statuten waarbij de invloed van het college op de Stichting voldoende blijft gewaarborgd. Ook ligt bij het college in het najaar 2021 het besluit voor om over te gaan op quasi inbesteden in plaats van subsidiëren. Deze besluiten worden samen met de Raad van Toezicht en het bestuur van de Stichting Sociaal Team Houten voorbereid. De raad wordt hierover in het najaar 2021 geïnformeerd.
Om de transformatieopgave “de beweging naar voren” uit de Sociale Koers te realiseren heeft de Stichting Sociaal Team Houten een businesscase begeleiding uitgewerkt. De businesscase laat, naast een investering in het SSTH, een structurele afname van de kosten van maatwerkvoorzieningen zien. Besluitvorming over de businesscase begeleiding vindt najaar 2021 plaats. De raad zal hierover worden geïnformeerd.
Risico op Wmo-openeinde-regelingen (in het bijzonder Woonvoorzieningen (Nieuw)
De Wmo is een openeinde-regeling. Indien een aanvrager voldoet aan de regels, dan kan hij / zij aanspraak maken op de voorziening, ongeacht of er nog budget beschikbaar is ten opzichte van het begrote bedrag. Door de onzekerheid over de mate waarin doelgroepen aanspraak maken op de regeling of gemaakte afspraken, maakt de financiële impact van dergelijke regelingen ongewis en lastig te kwantificeren. Bij bijvoorbeeld woonvoorzieningen kan het gaan om een aanvraag van een paar duizend euro maar ook om een aanvraag van honderd duizend euro. Omdat de kosten op dit onderdeel moeilijk te voorspellen zijn, in de begroting 2022 gebaseerd op het gemiddelde van de werkelijke uitgaven in de periode 2015-2020.
Risico op kostenontwikkeling LTA (Nieuw)
De jeugdwet is evenals de Wmo een openeinde regeling. Zodoende kan jeugdhulp op basis van het Landelijk Transitie Arrangement (LTA), welke aanzienlijk prijzig is, omdat deze bedoeld is voor hoog complex jeugdhulp problematiek niet van te voren ingeschat worden. Door deze onzekerheid over de mate waarin aanspraak gemaakt wordt op deze voorziening, maakt de financiële impact ongewis en lastig te kwantificeren. Gegeven deze onzekerheid is de begroting 2022, evenals bij de Wmo-woonvoorzieningen, gebaseerd op het gemiddelde van de werkelijke uitgaven in de periode 2015-2020.
Bestrijding eikenprocessierups (Gewijzigd)
Ondanks dat de eikenprocessierups de afgelopen jaren effectief is bestreden neemt het aantal nesten en de verspreiding ervan steeds meer toe. De brandhaartjes die de rupsen loslaten veroorzaken jeuk, oog klachten en benauwdheid waardoor dit een volksgezondheidsprobleem is. Als boombeheerder kan je aansprakelijk gesteld worden als niet aan de wettelijke zorgplicht wordt voldaan.
Aanbestedingen (Nieuw)
De economische groei zorgt ervoor dat bedrijven meer investeren en produceren. Door de lage inflatie en stijgende lonen blijft de vraag naar producten hoog. Het gevolg van deze marktwerking is dat de
prijzen voor aan te besteden inkoop van goederen en diensten toeneemt. Daarnaast kan de klimaatverandering een rol spelen. Deze factoren kunnen van invloed zijn op toekomstige aanbestedingen. Zo worden bijvoorbeeld eind 2021 / begin 2022 het groen onderhoud, beheer en onderhoud openbare verlichting en de exploitatie van de fietstransferia aanbesteed.
Houtense Werktafel (HWT) / Project Op Koers (Nieuw)
In 2019 is gestart met een pilot waarin een multidisciplinair team (inzet van sociaal team Houten, Werk en Inkomen Lekstroom (WIL) en Houtense Werktafel (HWT) met al haar stakeholders) de inwoner vanuit zijn eigen perspectief ondersteund. Hierbij wordt de transformatie verder vormgeven door de inzet van personen, het gebruiken van nieuwe methodieken en worden middelen ontschot ingezet. Hierdoor willen we de inwoner naar eigen vermogen (weer) deel laten nemen aan de maatschappij.
Arbeidsparticipatie regelen wij zoveel mogelijk lokaal met de inzet van de HWT. In het collegeprogramma is ervan uitgegaan dat de HWT / Op Koers in 2020 zouden worden geëvalueerd. Daarom is in het collegeprogramma alleen voor 2019 een bedrag van € 500.000 opgenomen voor deze doorontwikkeling. Op basis van de evaluatie moet blijken of en in welke mate bij voortzetting van het beleid er sprake is van structurele financiële gevolgen.
De evaluatie is in 2020 vanwege corona uitgesteld. Er was door de veranderende omstandigheden onvoldoende informatie om de dienstverlening te evalueren. Deze evaluatie vindt nu plaats in 2021. Het resultaat wordt in het najaar 2021 aan de raad aangeboden. Op basis van de evaluatie kan worden bepaald op welke manier de dienstverlening op het gebied van werk en inkomen lokaal / regionaal en bovenregionaal het beste kan worden ingericht en of hierbij sprake is van structurele financiële gevolgen. De voortzetting van beide projecten wordt voor de periode 2021-2022 uit bestaande middelen in de begroting gefinancierd.
Opschalingskorting gemeentefonds (Nieuw)
De omvang van het gemeentefonds wordt beïnvloed door de zogenaamde opschalingskorting. Deze opschalingskorting is gebaseerd op een geplande grootschalige herindelingsoperatie. Met als gevolg lagere apparaatslasten voor gemeenten. De herindelingsoperatie is wegens onvoldoende draagvlak afgeblazen, maar het kabinet houdt nog wel vast aan de opschalingskorting. De vraag van de VNG om (een deel van) de opschalingskorting te schrappen heeft het demissionaire kabinet doorgeschoven naar het nieuwe kabinet. Het geheel of gedeeltelijk afschaffen van de opschalingskorting heeft een positief effect van de meerjarenbegroting 2022-2025.
Abonnementstarief huishoudelijke ondersteuning (Wmo/Nieuw)
Op 1 januari 2019 is het abonnementstarief huishoudelijk ondersteuning ingevoerd. Onderzoek heeft aangetoond dat de financiële gevolgen (€ 226 miljoen) voor gemeenten substantieel groter zijn dan de door het Rijk toegekende compensatie (€ 145 miljoen). Door het demissionaire kabinet is aangegeven dat zij een aanvullende compensatie niet nodig vinden. Hierdoor ontstaat er een extra financieel knelpunt in de begrotingen van gemeenten. De begroting moet worden aangepast op basis van eigen volumeontwikkeling zonder dat hier compensatie tegenover staat. Deze aanpassing heeft bij de perspectiefnota 2022 plaatsgevonden. Indien het nieuwe kabinet straks toch tot compensatie zou besluiten heeft dit een positief effect op de begroting.
Wet kwaliteitsborging voor gebouwen (Wkb / Nieuw)
Bij de Wkb is er sprake van verminderde legesinkomsten door het vervallen van de vergunningsplicht technische bouwactiviteit gevolgklasse 0 en voor gevolgklasse 1 door verschuiving van het werk naar de markt. Het effect voor de gemeente Houten is nu nog moeilijk in te schatten. Dit is afhankelijk van het aantal vervallen vergunningen, de resterende werkzaamheden in het toezicht en handhaving die bij de gemeente blijven en de mogelijkheid om kosten en/of formatie terug te dringen. Het ministerie van BzK voert nog een zogenaamd artikel 2 onderzoek uit in het kader van de Financiële verhoudingswet. Vooruitlopend op het resultaat van dit onderzoek wordt nu nog geen structureel voor of nadeel in de meerjarenbegroting opgenomen.
Op 1 januari 2021 zou de Wkb in werking treden. Echter omdat de markt er nog niet klaar voor is en het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) nog niet voldoende functioneert is de inwerkingsdatum doorgeschoven. Naar verwachting wordt dit nu1 juli 2022. Hiermee blijft deze aansluiten bij die van de Omgevingswet. Voor de inwerkingtreding van de Wkb wordt aan de raad een voorstel gedaan tot aanpassing van de Legesverordening en bijbehorende tarieventabel. Daarin zullen alle veranderingen als gevolg van de Omgevingswet en Wkb worden verwerkt.
Transitie Recreatieschap Midden-Nederland (Nieuw)
Het Recreatieschap Midden Nederland (RMN) heeft aangegeven dat zij zichzelf eind 2021 willen opheffen en dan over willen gaan op en/of in een nieuwe organisatie. Dit proces is in gang gezet, maar verloopt onvoldoende snel. In de loop van 2021 zal door de deelnemers een keuze moeten worden gemaakt over de toekomstige samenwerking van de Recreatieschappen. De met de transitie samenhangende kosten zal naar verwachting voor de gemeenten in 2022 een éénmalige bijdrage betekenen.
Vervangingsinvesteringen sportvelden (Nieuw)
Op 1 december 2020 heeft de raad het meerjarenonderhoudsplan voor het beheer en onderhoud van gemeentelijke accommodaties vastgesteld. Hierbij is aangegeven dat voor de actualisatie van de vervangingsinvesteringen (revitalisering en verharding) van de sportfaciliteiten nog een apart onderzoek loopt. In dit onderzoek wordt onder andere gekeken naar sportmaterialen en wanneer velden vervangen moeten worden. Door overmatig gebruik van materialen en velden kan het zijn dat velden harder slijten dan gepland. Eerder vervangen van een sportveld heeft een nadelig financieel effect. Dit onderzoek is nog niet afgerond. Hierdoor is het nu nog onzeker of en zo ja welke financiële effecten dit heeft.
Cao gemeenteambtenaren (Nieuw)
De cao-onderhandelingen tussen de vakbonden en de VNG over een nieuwe cao, met ingang van
1 januari 2021, zijn bij het opstellen van de begroting 2022 nog niet afgerond. De huidige cao liep t/m
31 december 2020. In de meerjarenbegroting 2022-2025 is rekening gehouden met een structurele indexatie van de loonkosten van respectievelijk 2,8% (vanaf 2021) en 1,2% (vanaf 2022). Met deze indexatie moet het financieel effect van de cao, maar ook het effect van de aanpassing van het werkgeversgedeelte van de pensioenpremies worden gedekt. Afhankelijk van de uitkomsten van het cao-overleg en de ontwikkeling van de pensioenpremies kan er sprake zijn van een positief of negatief effect op de begroting.
2. Organisatie
Krappe arbeidsmarkt (Ongewijzigd)
Om in een krappe arbeidsmarkt de juiste mensen aan onze organisatie te (blijven) binden, is het belangrijk om te investeren in onze aantrekkelijkheid als werkgever. Dit doen we door te blijven investeren in een uitdagende en prettige werkomgeving, in ontwikkel- en doorgroeimogelijkheden en een goede werk-privébalans. Ondanks deze maatregelen kan het soms noodzakelijk zijn om personeel tijdelijk in te huren of te werken met markttoelagen omdat er onvoldoende geschikte kandidaten op vacatures reageren. Als reactie hierop zijn we in 2019 gestart onze arbeidsmarktcommunicatie te verbeteren. Dit uit zich in modernisering van onze wervingsmethoden (via intensief gebruik van social media gericht op het vertellen van ‘het verhaal van Houten’, gebruik van beeldmateriaal, ontwikkeling van een website) en nieuwe, effectievere selectievormen. Door de coronacrisis in 2020 zullen de activiteiten in verdere modernisering van onze arbeidsmarktcommunicatie later dan gepland plaatsvinden.
Onderhoudsronde functiewaarderingssysteem HR21
Jaarlijks vindt er een zogenaamde onderhoudsronde HR21 plaats. Hierbij wordt gekeken of er functies zijn die inhoudelijke dermate zijn veranderd dat de huidige HR21-indeling niet meer passend is. Ook kan er sprake zijn van nieuwe functies die moeten worden gewaardeerd. De uitkomst van deze onderhoudsronde kan structurele effecten hebben voor de meerjarenbegroting.
Stijging overlastmeldingen door meer thuiswerken (Gewijzigd)
Een belangrijke ontwikkeling is dat thuiswerken een vlucht heeft genomen dit leidt ertoe dat mensen veel meer opmerken wat er in hun leefomgeving gebeurt en daar ook melding van maken. Zo stijgt het aantal overlastmeldingen. Ook kunnen spanningen en irritaties binnen gezinnen toenemen en vliegen buren elkaar eerder in de haren. De inschatting is dat in 2022 het onderwijs weer regulier gaat draaien en daardoor de impact van de overlastmeldingen minder zal zijn.
Stijging digitalisering van onze leefomgeving (Ongewijzigd)
De weerbaarheid op internet laat vaak nog te wensen over en kwaadwillenden maken daar gebruik van (denk aan vormen van fraude en oplichting via internet of het inbreken van hackers op digitale vergaderingen). Meer secundair gevolg van Covid is een mogelijke toename van bijvoorbeeld
(winkel-)diefstallen door economische recessie. Ook ondermijning zou best kunnen toenemen (alternatieve bron van inkomsten > hennepteelt). Mensen die kwetsbaar zijn (bijstandsmoeders enzovoorts) die nu sneller zwichten en hun huis of schuur beschikbaar stellen voor criminele activiteiten.
Wegvallen werkzaamheden met betrekking tot rijbewijzen (Gewijzigd)
De Rijksdienst voor het Wegverkeer is een pilot gestart met een dertigtal gemeenten waarin de inwoners van die gemeenten geen aanvragen verlengingen rijbewijzen meer bij de gemeente indienen, maar digitaal. De pasfoto wordt direct door de fotograaf digitaal ingezonden naar de RDW en de betaling gaat tevens digitaal. Daardoor bestaat onzekerheid of het verstrekken van rijbewijzen in de toekomst nog onderdeel blijft uitmaken van onze productenlijst. Als dit aan de orde komt, wordt het effect daarvan in beeld gebracht.
Eind mei 2021 is door de RDW gevraagd of de gemeente Houten wil deelnemen aan het project DAR (Digitaal Aanvragen Rijbewijs). Hierop is positief geantwoord. Echter een startdatum is op dit moment niet bekend.
Tussenevaluatie reorganisatie per 1 januari 2019 (Nieuw)
Per 1 januari 2019 wordt er gewerkt met een nieuwe organisatiestructuur en zijn de uitgangspunten voor de manier van sturen en samenwerken herijkt. In de paragraaf Bedrijfsvoering wordt hier nader op ingegaan. In de eerste helft van 2021 heeft er een tussenevaluatie plaatsgevonden, met als hoofdvraag; ‘In hoeverre hebben de aanpassingen in de structuur en investeringen in de sturing en manier van werken tot nu toe het gewenste effect?’ Met deze tussenevaluatie wordt een beeld gevormd van hoe de organisatie er op dit moment voor staat en worden aanbevelingen meegegeven voor gerichte vervolgstappen die gezet moeten worden, om de gewenste organisatie ontwikkeling aan te passen c.q. voort te zetten. De besluitvorming over de aanbevelingen en de vervolgstappen kan incidentele en/of structurele financiële effecten hebben.
Vooruitlopend hierop wordt de raad voorgesteld om in de voorliggende begroting 2022 € 250.000 incidenteel beschikbaar te stellen. Deze middelen zijn nodig voor externe procesbegeleiding van het totaal van de veranderopgaven. Daarnaast is het van belang gezien de (ervaren) werkdruk incidenteel middelen beschikbaar te hebben om de belangrijkste knelpunten tijdelijk te kunnen oplossen.
3. Juridisch
Geen of vertraagde projecten als gevolg van planologische procedures (Ongewijzigd)
De juridificering van de samenleving en het feit dat ontwikkelingen vaker plaatsvinden op inbreidingslocaties (met eromheen bestaande belangen) heeft ook zijn weerslag in planologische procedures. Het gevolg is vertraging in projecten, meer ambtelijke inzet en hogere kosten in verband met juridische procedures. Ook langslepende kwesties zoals spuitzones en milieuhinderlijke bedrijven in het buitengebied brengen hoge kosten met zich mee voor wat betreft ambtelijke capaciteit en (juridisch) specialistisch advies.
Procedures windparken (Nieuw)
Het voorgaande risico geldt zeker ook voor de windparken. Voor Windpark Houten zijn op moment van schrijven een nieuwe beslissing op bezwaar en een hoger beroep bij de Raad van State aan de orde. Dit zal naar verwachting niet afgerond zijn vóór 2022. Voor Windpark Goyerbrug heeft de Raad van State in juli 2021 de omgevingsvergunning vernietigd en is een nieuw besluit op de vergunningaanvraag aan de orde. Dit zal na 2021 zijn. Beide dossiers zijn (juridisch) complex en maatschappelijk en politiek zeer gevoelig. Dit vraagt veel ambtelijke inzet en externe expertise. Daarmee is het niet alleen een juridisch risico, maar ook op financieel-economisch gebied, organisatie en imago.
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) (Gewijzigd)
Met ingang van de AVG in mei 2018 valt de verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens door Boa’s onder de Wet Politiegegevens (Wpg). Gemeenten hebben daarmee bij de verwerking van persoonsgegevens bij handhavingstaken te maken met zowel de AVG als de Wpg. De Wpg verplicht gemeenten om in 2021, dus twee jaar na invoering van wetswijziging Wpg, een externe audit te laten uitvoeren op de naleving van de Wpg. Ter voorbereiding op deze externe audit moeten gemeenten eerst zelf een interne audit uitvoeren. Dit betekent dat in een erg korte tijd, van september tot uiterlijk november 2021 de gemeente, en in het bijzonder, de teams VTH (Vergunning, Toezicht en Handhaving) en SAM (Samenleving), een interne audit moeten organiseren. Alleen voor team SAM zijn hiervoor stappen gezet. Het risico bestaat hierin dat de wettelijk verplichte interne- en externe audits niet in 2021 uitgevoerd zullen kunnen worden vanwege een gebrek aan middelen (zowel tijd als personeel). Daarmee zal er in 2021 ook geen verantwoording aan de Autoriteit Persoonsgegevens afgelegd kunnen worden, eveneens een wettelijke verplichting volgens art. 33 van de Wpg.
Bezwaar-en beroepsprocedures (Ongewijzigd)
Ook als een primair besluit en de beslissing op bezwaar zorgvuldig zijn afgehandeld, hebben belanghebbenden een wettelijk recht om in bezwaar of beroep gaan. Risico betreft het opnieuw beoordelen en zo nodig een nieuw besluit nemen. Bij beroep kan de gemeente veroordeeld worden in de proces- en griffiekosten. Als het een politiek gevoelig dossier betreft kan er naast een financieel effect ook sprake zijn van imagoschade.
4. Imago
Klachtprocedures (Ongewijzigd)
Onjuiste bejegening van inwoners kan tot een klacht leiden. Belangrijk is dat de klacht op een zorgvuldige wijze afgehandeld wordt. Zo niet, dan kan dit leiden tot imagoschade. Maar ook als de klacht gegrond verklaard wordt of als de klager het niet eens is met de afhandeling van de klacht.
Social media (Ongewijzigd)
Communicatie via social media wordt steeds belangrijker en inwoners vinden dat de gemeente hierop actief moet zijn. Vooral bij crisis en calamiteiten maar ook bij minder dringende maar voor inwoners wel belangrijke zaken. Als de gemeente onvoldoende aanwezig is en niet snel en adequaat reageert, loopt zij het risico op imagoschade.
Dienstverlening aan WIL, Rud en RaZu (Nieuw)
De ICT dienstverlening aan WIL, Rud en RaZu is als gevolg van verschillende problemen in 2020 en 2021 niet van het gewenste niveau geweest. Op basis van de uitwerking van de rapport ‘Duurzame ICT-dienstverlening’ worden deze partijen worden betrokken bij de uitvoer van de aanbevelingen uit het rapport van M&I.
Cybersecurity (Nieuw)
Met de recente cybersecurity aanvallen bij Hof van Twente, Lochem en Maastricht is het zaak om zwaar in te zetten op het beveiligen van de data, de systemen en de mogelijkheid van datalekken.
5. Verbonden partijen
Een aantal gemeentelijke taken voert Houten niet meer zelf uit maar tezamen met andere gemeenten in een Gemeenschappelijke Regeling of andere samenwerkingsvorm. De risico’s die hiermee te maken hebben, zijn voor iedere verbonden partij beschreven in de paragraaf ‘Verbonden partijen’. Gemakshalve verwijzen we hiernaar. Ons beleid over de sturing op financiële risico’s bij verbonden partijen is uitgewerkt in de nota Verbonden partijen.
Deelnemende gemeenten zijn gezamenlijk aansprakelijk voor ontstane tekorten in enig jaar en dragen gezamenlijk bij aan de aanwezige schulden bij faillissement of liquidatie. Daarnaast blijft de gemeente verplicht adequaat uitvoering te geven aan de wettelijke taken.
3b. Kwalitatieve risico's
De kwantitatieve risico's zijn relevant voor het bepalen van de ratio van het weerstandsvermogen. Zoals in de inleiding gezegd, dit zijn risico's waarvan de financiële gevolgschade kan worden gekwantificeerd.
De recentste weergave van deze risico's is geweest bij de jaarrekening 2020 (medio juni 2021). In d begroting 2022 zijn deze risico's geactualiseerd. Onderstaande tabel laat de huidige stand van zaken zien. Ieder risico wordt kort beschreven, met oorza(a)k(en) en gevolg en beheersmaatregelen die we kunnen inzetten om deze risico's zoveel mogelijk te beperken. De gemiddelde kansinschatting dat het risico zich voordoet vermenigvuldigd met de mogelijke financiële omvang geeft een waardering van de mogelijke gevolgschade van ieder risico aan.
Risico + omschrijving | Oorzaak | Gevolg | Beheersmaatregelen | Gebied | Categorie | Kans | Omvang | Gevolgschade |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Ineffectieve biologische bestrijding van woekerplanten en onkruid. | Door strakke afspraken met de raad mogen chemische bestrijdingsmiddelen (zoals round up) veel minder worden gebruikt. Een effectief biologisch alternatief ontbreekt echter. | Er is extra inzet (intern of extern personeel) benodigd om de gewenste beeldkwaliteit (wegverharding) en/of de gewenste begroeiing (plantsoenen) te behouden. | De woekerplant Japanse Duizendknoop mag inmiddels chemisch worden bestreden. Het overige onkruid, met name op verharding, wordt bestreden met gekookt water maar dit is geen optimaal alternatief. Het niveau van de beeldkwaliteit wordt opnieuw vastgesteld. Wanneer dit lager wordt vastgesteld is er minder inzet benodigd. | Openbare ruimte | Financieel / economisch | 61-80% | ≥ €100.000 < €500.000 | € 210.000 |
Schimmelziekte 'essentaksterfte '. | De essentaksterfte verspreidt zich vanuit Duitsland | Aantasting van het straatbeeld | Bij vervangen van de essen die conform de VTA onveilig zijn het realiseren van een nieuw duurzame en kwalitatief hoogwaardige beplanting. Dan zal voor de toekomst bomen aangeplant zijn conform het nieuw bomenbeleid. | Openbare ruimte | Overig | 61-80% | ≥ €100.000 < €500.000 | € 210.000 |
Toename hevige stormen. | Het klimaat verandert en wordt extremer. | Er waaien bomen om, eventueel met vervolgschade aan omliggende objecten | Jaarlijks risicobomen inventariseren en verwijderen. Na een storm: schade herstellen, bomen herplanten conform de richtlijnen van het bomenbeleid. | Openbare ruimte | Financieel / economisch | 61-80% | ≥ €100.000 < €500.000 | € 210.000 |
Cyberaanval. | Ransomware aanvallen zijn financieel aantrekkelijk voor aanvallers. | Digitale gegevens zijn niet meer beschikbaar en worden pas vrijgegeven na het betalen van losgeld (ransom). Daarnaast kunnen deze gegevens in handen komen van onbevoegden. | 1. Implementatie van de baseline informatiebeveiliging overheid (BIO). | ICT | Informatie / organisatorisch / financieel | 41-60% | ≥ €100.000 < €500.000 | € 150.000 |
Gelimiteerde achtervang bij het WSW voor verstrekte renteloze leningen aan woningbouwcorporaties . | Door landelijke maatregelen bestaat de kans dat de financiele situatie van woningcorporaties verslechtert waardoor zij niet meer aan hun rente- en aflossingsverplichtingen kunnen voldoen. | De kans dat de gemeente een renteloze lening aan WSW moet verstrekken voor het uitgezette bedrag aan leningen aan woningbouwcorporaties. Dit kost de gemeente rente. Het risico is afhankelijk van de hoogte van de martkrente. | Geen beheersmaatregelen | Stadsvernieuwing en woningbouw | Financieel / economisch | 0-20% | ≥ € 1 mln | € 125.000 |
Schommelingen van de ruimte onder het BCF-plafond | Afrekening van het BCF is afhankelijk van het totaal dat gemeenten declareren. | Het financieel effect is hierdoor voor een individuele gemeenten lastig te bepalen. | Geen ruimte onder het BCF-plafond begroten. Eindafrekening is dan altijd een positief risico. | Financieel | Financieel / economisch | 41 - 60% | € 0 - € 350.000 | € 87.500 |
Geen aflossing op verstrekte leningen / effectuering verleende garanties. | De gemeente verstrekt leningen en garanties aan diverse vereningingen, stichtingen of organisaties met een publiek belang(€ 3,5 miljoen). | Organisaties voldoen niet aan hun verplichtingen voldoen. | - Beleidsregels leningen en garanties - incidentele controle jaarverslagen van organisaties | Financieel / economisch | 0-20% | ≥ €500.000 < €1 mln | € 75.000 | |
Datalek. | 1. Onvoldoende beveiliging van privacygevoelige gegevens | Onbevoegden hebben toegang tot privacygevoelige gegevens. Het datalek moet worden gemeld bij de Autoriteit Persoonsgegevens. De Autoriteit Persoonsgegevens kan vervolgens een onderzoek instellen naar de oorzaak van het datalek. | 1. D.m.v. gap-analyses en privacy impact assessments wordt bepaald voor welke informatiesystemen extra beveiligingsmaatregelen benodigd zijn. | Privacy | Informatie / organisatorisch | 20-40% | € 100.000 - € 300.000 | € 60.000 |
Onevenredige stijging bijdragen gemeenschappelijke regelingen. | De gemeenschappelijke regelingen hanteren in hun kadernota's hun eigen systematiek voor prijs- en loonontwikkeling. | Een financieel effect als gevolg van de beide toegepaste systematieken. | Bij de bespreking van de kadernota's in het algemeen bestuur is dit onderwerp van gesprek. Echter, op basis van art. 194 Gemeentewet is de gemeente verplicht om de bijdrage, op basis van de begroting van de gemeenschappelijke regeling, in haar eigen begroting te verwerken. | Regionale samenwerking | Financieel / economisch | 21 - 40% | € 50.000 - € 250.000 | € 45.000 |
Schade op wegen van dijken . Bij wegen met een waterkerende functie ontstaat regelmatig schade aan de bermen en/of dijklichaam. | Schade heeft vaak een directe relatie met het beheer en onderhoud van de watergang. Deze watergangen zijn vaak (deels) in beheer bij HDSR, RWS of bewoners. Het aantoonbaar maken van "niet op de juiste wijze onderhouden" is geen makkelijke opgaaf. De schade kan enorm lang uitblijven wanneer de problemen komen door ondergraven van de taluds. De ervaring leert ons dat de aanwezige vegetatie de bodemsamenhang positief beïnvloeden. Pas nadat deze vegetatie vervangen moet worden (als door de weersinvloeden de vegetatie het loodje legt) worden de problemen voor ons pas inzichtelijk. Ook bij deze problematiek kunnen we stellen dat de schade die ontstaat gerelateerd is aan de veranderende weersomstandigheden. | Mogelijk moeten juridische procedures worden gestart. | Er zijn geen beheersmaatregelen mogelijk omdat het onbeïnvloedbaar is. Aansprakelijk stellen van beheerders heeft geen zin en geeft niet het gewenste effect op de lange termijn. Dit heeft te maken met andere veroorzakende factoren zoals de hellingsgraad van het talud, weersinvloeden en flora en faunabeheer. | Wegenbeheer | Juridisch / aansprakelijk | 0-20% | ≥ €100.000 < €500.000 | € 30.000 |
Negatieve impact van de weersveranderingen op de beheersaspecten van wegen. Warme/droge zomers zorgen voor extra scheurvorming en/of spatten in het asfalt. In de meest extreme gevallen kan het zelfs leiden tot grondwaterdaling waarbij ongelijkmatige zetting op kan treden wat gevolgen heeft voor grote delen van de weg. | Klimaatverandering. Heeft niet alleen een impact op wegen. Flora en Fauna en huizen welke op staal gefundeerd zijn krijgen hier ook mee te maken. | Toename van de uitgaven op wegen. Pro actief werkzaamheden uitvoeren is met de huidige stand der techniek (nog) niet mogelijk. | Er zijn geen beheersmaatregelen mogelijk omdat het onbeïnvloedbaar is. De gevolgen van de weersinvloeden zijn merkbaar in de lagere delen van het aardoppervlak waar geen invloed op uitgeoefend kan worden. | Wegbeheer | Financieel / economisch | 0-20% | ≥ €100.000 < €500.000 | € 30.000 |
Ontoereikende rijksinkomsten voor opvang en integratie statushouders . | Vanaf 2018 ontvangt de gemeente alleen nog maar geld voor de uitvoering van de maatschappelijke begeleiding per gehuisveste statushouder. Taken die we op ons nemen rondom de participatie van nieuwkomers, worden niet in het huidige stelsel meegefinancierd. | 1. Na 2021 is de bestemmingsreserve zo goed als leeg (restant €3.000) leeg. Grote tegenvallers met de ondersteuning van statushouders kunnen we ons niet permitteren. We hebben pas eind 2021 zicht op het financiele plaatje van 2022 en verder. 2. Als we ons in 2021 niet voorbereiden op de aangekondigde wijzigingen rondom de wet Inburgering, kunnen we onze wettelijke taak vanaf 1-1-2022 niet waarmaken. We moeten steeds keuzes maken die invloed hebben op het financiele plaatje, zonder dat we het totaalbeeld hebben. | 1. Op tijd kijken welke extra activiteiten in 2021 voor statushouders wenselijk zijn. En op welke andere manier die dan bekostigd kunnen worden. 2. Tijdig voorbereiden op de aangekondigde wijzigingen rondom de wet Inburgering (o.a. op U16-niveau). | Wmo | Financieel / economisch | 41-60% | < €50.000 | € 12.500 |
Lagere verhuurinkomsten Theater aan de Slinger | Een dalende trend van het leerlingenaantal van De Heemlanden. | De huurinkomsten van Aan de Slinger dalen, zonder dat er evenredig ruimtes vrijvallen. | Het theater heeft in samenwerking met de gemeente en De Heemlanden naar alternatieven gekeken om deze gederfde inkomsten te compenseren. Daaruit zijn afspraken voortgekomen die de omvang van het risico beperken, zoals het baseren van de huursom op een gemiddeld aantal leerlingen en een evaluatie van de ruimtebehoefte van de Heemlanden in 2022. Hierbij is het, waar mogelijk, vrijgeven van de commercieel meest courante ruimtes prioriteit. | Sociaal domein | Financieel / economisch | 41-60% | < € 50.000 | € 12.500 |
Door klimaat verandering meer waterplanten | Klimaat verandering, langer groeizeizoen. | Klachten vissers en AUHV. Klachten van mensen ivm beeldkwaliteit, niet kunnen varen. | Locaties zoasl Kooikersplan en Imkersplas, sloten op het Rond exstra schonen. (2 rondes ipv 1) | Openbare ruimte | Financieel / economisch/ gezondheid | 61-80% | < €30.000 | € 10.500 |
Totale omvang gekwantificeerde risico's (= benodigde weerstandscapaciteit): | € 1.268.000 | |||||||
Totaal aantal risico's: | 14 |
Een dergelijke actualisatie van de risico's geeft een dynamisch risicobestand. Dit leidt tot onderstaande matrix voor de gekwantificeerde risico's.
|
---|
Toelichting bij de matrix:
Het risico wordt berekend door de gemiddelde kans dat het risico zich voordoet te vermenigvuldigen met het gemiddelde financiële effect van het risico. In de bovenstaande matrix wordt het aantal risico’s weergegeven dat is gedefinieerd met dezelfde risico-score. De kleuren in de matrix zijn gerelateerd aan de risicoscore en geven de urgentie aan en de mate van bestuurlijke / politieke relevantie. De kleuren lopen op met de urgentie op:
- groen
- geel
- oranje
- rood.
4. Conclusie Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen beoordelen we aan de hand van de relatie tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit. Deze relatie wordt de ratio weerstandsvermogen genoemd.
De ratio gebaseerd op de actuele informatie bij deze begroting komt uit op:
ratio weerstandsvermogen = | beschikbare weerstandscapacititeit | = | € 6.816.000 | = 5,4 |
---|---|---|---|---|
kwantificering van de risico's 2022 | € 1.268.000 |
De omvang van de ratio is daarmee volgens de gestelde normen uit de nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen te kwalificeren als "Uitstekend".
In de door de raad in december 2014 vastgestelde nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen Algemene Dienst is de ondergrens voor de ratio van het weerstandsvermogen vastgesteld op 1,0
Dat betekent dat de beschikbare weerstandscapaciteit precies voldoende is om de risico’s financieel af te dekken. Er is geen norm voor de bovengrens voorgesteld. Het gevolg hiervan is dat bij een hoge ratio van het weerstandsvermogen (veroorzaakt door een laagrisicoprofiel) meer middelen beschikbaar blijven binnen de eigen vermogenspositie van de gemeente voor onvoorziene uitgaven.
5. Geprognosticeerde balansen 2021-2025 inclusief balans 2020 conform Jaarrekening 2020
bedragen x € 1.000 | |||||||||||||
Activa | 31-12-2020 | 31-12-2021 | 31-12-2022 | 31-12-2023 | 31-12-2024 | 31-12-2025 | Passiva | 31-12-2020 | 31-12-2021 | 31-12-2022 | 31-12-2023 | 31-12-2024 | 31-12-2025 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Vaste activa | Vaste passiva | ||||||||||||
Materiële vaste activa | 117.392 | 116.802 | 111.397 | 125.725 | 120.962 | 116.407 | Voorzieningen | 10.628 | 10.777 | 11.002 | 11.341 | 10.208 | 9.661 |
Immateriële vaste activa | 710 | 700 | 690 | 679 | 669 | 669 | Eigen vermogen | 47.482 | 39.758 | 38.380 | 38.879 | 38...705 | 38.705 |
Financiële vaste activa | 3.002 | 2.729 | 2.493 | 2.253 | 2.009 | 1.761 | Vaste schulden rentetypische looptijd > 1 jaar | 59.894 | 69.723 | 55.052 | 65.381 | 60.210 | 55.239 |
Totale vaste activa | 121.104 | 120.231 | 114.580 | 128.657 | 123.640 | 118.837 | Totale vaste passiva | 118.004 | 120..258 | 104.434 | 115..601 | 109..123 | 103.605 |
Vlottende activa | Vlottende passiva | ||||||||||||
Voorraden | 25.434 | 13.662 | 1.349 | 20 | 20 | 20 | Netto vlottende schulden rentetypische looptijd < 1 jaar | 13.590 | 3.590 | 3.590 | 3.590 | 3.590 | 3.590 |
Vorderingen | 7.844 | 7.844 | 7.844 | 7.844 | 7.844 | 7.844 | Liquide middelen | 12.731 | 7..832 | 5.692 | 7.273 | 8.734 | 9.449 |
Liquide middelen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | Overlopende passiva | 11.814 | 11.814 | 11.814 | 11.814 | 11.814 | 11.814 |
Overlopende activa | 1.757 | 1.757 | 1.757 | 1.757 | 1.757 | 1.757 | |||||||
Totale vlottende activa | 35.035 | 23.263 | 10.950 | 9.621 | 9.621 | 9.621 | Totale vlottende passiva | 38.135 | 23.236 | 21..096 | 22.677 | 24.138 | 24.853 |
Balanstotaal activa | 156.139 | 143.494 | 125.530 | 138.278 | 133.261 | 128.458 | Balanstotaal passiva | 156.139 | 143.494 | 125.530 | 138.278 | 133.261 | 128.458 |
6. Financiële kerngetallen
Signaalwaarden kengetallen | |||
Kengetallen | Categorie A | Categorie B | Categorie C |
Netto schuldquote | < 90% | 90 - 130% | > 130% |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen | < 90% | 90 - 130% | > 130% |
Solvabiliteitsratio | > 50% | 20 - 50% | < 20% |
Structurele exploitatieruimte | > 0% | 0% | < 0% |
Grondexploitatie | < 20% | 20 - 35% | > 35% |
Belastingcapaciteit | < 95% | 95 - 105% | > 105% |
Begroting 2022 | Verloop van de kengetallen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Kengetallen | Jaarverslag 2020 | Raming | Raming | Raming | Raming | Raming | ||||||
Netto schuldquote | 70% | 69% | 48% | 65% | 69% | 65% | ||||||
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen | 68% | 67% | 46% | 63% | 67% | 63% | ||||||
Solvabiliteitsratio | 30% | 28% | 31% | 29% | 30% | 31% | ||||||
Structurele Exploitatieruimte | 0,9% | 0,5% | 0,9% | -/-0,7% | -/-0,8% | -/-0,9% | ||||||
Grondexploitatie | 20% | 11% | 1% | 0% | 0% | 0% | ||||||
Belasting | 100% | 106% | 106% | nog niet bekend | nog niet bekend | nog niet bekend |
Netto schuldquote & de netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de medeoverheid ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft zodoende een indicatie in welke mate de rentelasten en aflossingen op de exploitatie drukken.
Omdat bij leningen er onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald wordt bij de berekening van de netto schuldquote onderscheid gemaakt door het kengetal te berekenen, zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden. Op die manier wordt duidelijk wat het aandeel van de verstrekte leningen in de exploitatie is en ook wat dat betekent voor de schuldenlast.
Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de medeoverheid in staat is aan zijn financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het totale balanstotaal. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de reserves (zowel de algemene reserve als de bestemmingsreserves) en het resultaat uit het overzicht van baten en lasten.
Grondexploitatie
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale (geraamde) baten. Voor de berekening van dit kengetal worden de niet in exploitatie genomen gronden en de bouwgrond in exploitatie bij elkaar opgeteld en gedeeld door de totale baten uit de programmabegroting of jaarstukken en uitgedrukt in een percentage. De boekwaarde van de voorraden grond is van belang, omdat deze waarde moet worden terugverdiend bij de verkoop. De accountant moet ieder jaar beoordelen of de gronden tegen een actuele waarde op de balans zijn opgenomen.
Structurele exploitatieruimte
Dit kengetal is van belang om te kunnen beoordelen welke structurele ruimte een gemeente of provincie heeft om de eigen lasten te dragen, of welke structurele stijging van de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig is. Voor de beoordeling van het structurele en reële evenwicht van de begroting wordt thans het onderscheid gemaakt tussen structurele en incidentele lasten.
De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten en uitgedrukt in een percentage.
Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht hoe de belastingdruk in de provincie of gemeenten zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De uitkomst van de berekening van dit kengetal is voor het jaarverslag hetzelfde als bij de begroting. Het kengetal hoeft dus voor het opnemen in het jaarverslag niet opnieuw te worden berekend. Het toch opnieuw opnemen houdt verband met het feit dat de kengetallen gezamenlijk en in samenhang bezien inzicht geven in de financiële positie van een provincie of gemeente.